shopping-bag 0
Items : 0
Subtotal : 0.00
View Cart Check Out

Burgerrechtelijke uitsluiting

Procedure betreffende burgerrechtelijke uitsluiting van toeschouwers tot het bijwonen van voetbalwedstrijden

Iedere persoon, begaan met het voetbal, wenst dat het bijwonen van deze sportevenementen gebeurt in een vreedzame, gemoedelijke en aangename sfeer. Bijgevolg is dan ook de medewerking van allen vereist voor het goede verloop van deze organisaties.

Bepaalde gedragingen van personen, weergegeven in het reglement van inwendige orde, kunnen de veiligheid en de organisatie van een voetbalwedstrijd verstoren. Dergelijke gedragingen kunnen het voorwerp uitmaken van het opstarten van de burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure.

1. Inleiding
Tegen elkeen die een inbreuk pleegt op een bepaling van het reglement van inwendige orde van het stadion kan een procedure worden opgestart die kan leiden tot een verbod om voetbalwedstrijden(1) bij te wonen. Deze vorm van stadionverbod wordt een burgerrechtelijke uitsluiting genoemd.

In functie van de noodzakelijke uniformiteit en coördinatie wordt geopteerd voor een nationaal burgerrechtelijk uitsluitingssysteem, onder beheer van de overkoepelende sportbond, in casu de KBVB. Dit uitsluitingssysteem is van toepassing op elke voetbalwedstrijd(2) die wordt betwist op het Belgisch grondgebied.

De coördinerende rol van de overkoepelende sportbond is terug te vinden in het art. 11 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. Hierin wordt bepaald dat de overkoepelende sportbond, in casu de KBVB, een permanente coördinatie dient te verzekeren van de bijzondere verplichtingen van de organisatoren en hen middelen ter beschikking te stellen om hen in staat te stellen hun bijzondere verplichtingen na te komen.

Verder bepaalt punt 6.5 van de Omzendbrief OOP 27 quater(3) dat de procedure van de burgerrechtelijke uitsluitingen moet beschouwd worden als parallel aan de procedure van de administratieve uitsluitingen. De organisator is vrij om personen uit te sluiten voor het niet naleven van het reglement van inwendige orde. Anderzijds komen noch de politieambtenaren noch de Algemene Directie veiligheids- en preventiebeleid van de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken tussen in deze procedure. Indien er sprake is in deze procedure over een voetbalwedstrijd dient dit ook gelezen te worden als een futsalwedstrijd.

In deze procedure wordt de term “stadion” gelijkgeschakeld aan de term “zaal” en de term “stadionverbod” aan de term “zaalverbod”.

2. Toepassingsgebied
Deze burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure is van toepassing bij:

– Alle voetbalwedstrijden die worden georganiseerd onder de koepel van de KBVB, ACFF of VV ongeacht afdeling, leeftijdscategorie en geslacht

– Alle voetbalevenementen zoals trainingen, trainingen achter gesloten deuren, … georganiseerd door de KBVB of door een club aangesloten bij de KBVB, ACFF of VV

– Alle voetbalwedstrijden die worden georganiseerd binnen het kader van een FIFA of UEFA competitie.

De toepassing van de burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure zoals hierboven omschreven is enkel mogelijk als het uniform reglement van inwendige orde van toepassing is (bijlage 2 van het bondsreglement). Dit reglement wordt minstens uitgehangen aan de infrastructuur zodat eenieder hiervan kennis kan nemen. De sanctie is dan ook van kracht bij alle voetbalwedstrijden, alle futsalwedstrijden en alle voetbalevenementen zoals hierboven opgesomd.

3. Sanctioneerbare feiten

De burgerrechtelijke uitsluiting vindt haar grondslag in het reglement van inwendige orde van het voetbalstadion en dit in combinatie met het toegangsbewijs (betalend of uitnodiging) of abonnement dat de toeschouwer zich heeft aangeschaft of de dienstkaart waarover een persoon beschikt (bv. accreditatie als medewerker, perskaart, …). Het betreft een wederkerige overeenkomst die, overeenkomstig Art. 1134 van het burgerlijk wetboek, te goeder trouw moet worden ten uitvoer gebracht. In het geval van een kosteloze toegang tot het stadion waar er geen toegangsbewijzen worden uitgereikt, dient de betrokkene eveneens het reglement van inwendige orde na te leven voor zover dit ter kennis wordt gebracht aan de infrastructuur.

In deze context kunnen de in het stadion gepleegde inbreuken op het reglement van inwendige orde worden gekwalificeerd als een contractuele wanprestatie. Deze wanprestatie hoeft dan ook niet noodzakelijk tevens een misdrijf uit te maken. De overeenkomst zelf strekt de partijen tot wet. Het is enkel voor feiten gepleegd binnen de zones, waar het reglement van inwendige orde van toepassing is, dat de burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure kan worden opgestart.

Het reglement van inwendige orde bepaalt de toegangsvoorwaarden, de verboden handelingen en gedragingen, en geeft aan welk gevolg aan de niet-naleving ervan kan worden gegeven. Het reglement van inwendige orde verwijst daarom ook uitdrukkelijk naar de burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure. Het reglement van inwendige orde wordt duidelijk zichtbaar en leesbaar minstens bij de ingangen van de infrastructuur aangebracht. De organisator zal het nodige doen om het reglement van inwendige orde via andere communicatiemiddelen kenbaar te maken aan de toeschouwers (bv. website van de club & supportersverenigingen, clubblad, …).

4. Wie kan de procedure opstarten?

4.1. De organisator

4.2. De bezoekende ploeg indien de organisator nalaat om een procedure op te starten. De bezoekende ploeg kan enkel deze procedure opstarten ten aanzien van toeschouwers die zich bevinden in het aan hen toegewezen compartiment en aan eigen supporters die zich niet bevinden in het toegewezen vak bezoekers (bv. wedstrijden zonder supportersscheiding, VIP-tribune …).

4.3. De thuisspelende ploeg en/of de bezoekende ploeg, maar dit enkel voor hun eigen supporters, indien de wedstrijd door een derde partij wordt georganiseerd en/of wordt georganiseerd op een neutraal terrein.

4.4. De overkoepelende sportbond beschikt, naast het geval waar zij zelf organisator is, over dezelfde mogelijkheden en hoedanigheden als de organisator om een burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure op te starten indien de andere partijen (4.1. , 4.2. en 4.3.) het nalaten om de procedure te starten.

Hierna volgend zal degene die de procedures opstart, eenvoudigweg de “organisator” genoemd worden.

5. Identificatie van de supporters

Vooraleer de organisator kan overgaan tot het opstarten van de burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure, dient zij te beschikken over de identiteit van de persoon die het voorwerp uitmaakt van de procedure. De organisator kan voor de identificatie gebruik maken van alle mogelijke wettelijke middelen die ter beschikking staan, waaronder:

– beeldmateriaal (foto’s, beelden bewakingscamera’s,…)

– getuigenissen van supporters

– getuigenissen van stewards

– het toegangsbewijs van de betrokken persoon

– de dienstkaart van de betrokken persoon

– de toegewezen zitplaats in het stadion

– het vrijwillig kenbaar maken van de identiteit door de toeschouwer aan de steward

– een strafdossier

– …

Op basis van het art. 43, §2 van de voetbalwet kunnen gepersonaliseerde gegevens door de politiediensten aan een veiligheidsverantwoordelijke worden meegedeeld met het oog op het toepassen van de procedure van burgerrechtelijke uitsluitingen.

6. Soorten sancties

6.1. Waarschuwing

Wanneer een organisator, op grond van haar dossier, oordeelt over voldoende elementen te beschikken om de eigenlijke uitsluitingsprocedure op te starten, brengt zij hiervan de betrokkene op de hoogte door betekening, bij een met redenen omklede aangetekende brief, van een waarschuwing.

Het schrijven informeert tevens de betrokkene over de mogelijkheid en de wijze waarop hij/zij in beroep kan gaan tegen deze waarschuwing, inclusief de contactgegevens waarnaar het schrijven moet gericht worden en het rekeningnummer van de KBVB voor het overschrijven van het inschrijvingsrecht. In dit geval gaat de procedure verder vanaf punt 7.1.2. Naar burgerlijk recht geldt deze betekening als ingebrekestelling wegens contractuele wanprestatie. Een kopie van deze ondertekende betekening en bewijs van aangetekende zending wordt toegezonden aan de KBVB. Binnen de in het punt 8 bepaalde duur van de waarschuwing kan een organisator slechts éénmalig een waarschuwing opleggen.

6.2. Uitsluiting na een waarschuwing

Wanneer na de waarschuwing, en dit binnen de in het punt 8 bepaalde duur van de waarschuwing, nog nieuwe feiten worden vastgesteld, die zoals de voorgaande worden opgenomen in het dossier, gaat de organisator verder met de procedure zoals omschreven in punt 7.1.

6.3. Rechtstreekse uitsluiting

Er wordt overgegaan tot een rechtstreekse uitsluiting en dit in de gevallen waar de organisator van oordeel is dat de inbreuken van zo’n aard zijn dat een onmiddellijke uitsluiting noodzakelijk is.

7. Procedure

Binnen de burgerrechtelijke uitsluitingsprocedure speelt de veiligheidsverantwoordelijke van de organisator(4) een centrale rol, behoudens in de gevallen waar de organisator volgens de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden niet dient te beschikken over een gemandateerde veiligheidsverantwoordelijke. De veiligheidsverantwoordelijke is het aanspreekpunt van de organisator met de KBVB.

De briefwisseling, die in het kader van deze procedure wordt gevoerd, dient minstens te worden ondertekend door de gemandateerde veiligheidsverantwoordelijke van de organisator. In de gevallen waar de club niet verplicht is te beschikken over een veiligheidsverantwoordelijke en er ook geen gemandateerde veiligheidsverantwoordelijke is aangesteld, dient de briefwisseling minstens door de gerechtigde correspondent van de club te worden ondertekend. In de gevallen waar de veiligheidsverantwoordelijke zelf betrokken partij is binnen deze procedure, dient de briefwisseling minstens door de gerechtigde correspondent van de club te worden ondertekend.

7.1. Uitsluiting (Uitsluiting na waarschuwing of rechtstreekse uitsluiting)

7.1.1. Procedure eerste aanleg

De organisator stelt de betrokken persoon bij aangetekend schrijven in kennis van de inbreuken die ten laste worden gelegd en bepaalt hierbij de datum (minstens 6 werkdagen na het versturen van het aangetekend schrijven) en plaats waarop en waar de betrokken persoon zich kan verdedigen. Het schrijven wordt opgemaakt in één van de drie landstalen. De procedure loopt in de taal van toepassing op de plaats van de feiten, tenzij de procedure wordt opgestart door de bezoekende ploeg of de KBVB waarbij de taal van de overtreder wordt gebruikt of de organisator beslist om de taal van de overtreder te gebruiken. In geval dit niet de moedertaal zou zijn van betrokkene staat het deze vrij te verzoeken de procedure te laten verlopen in een andere landstaal of de vertaling van de stukken in een andere landstaal en gratis bijstand van een vertaler te vragen.

Gedurende het verloop van de procedure kan betrokkene worden bijgestaan door een advocaat. Indien het een minderjarige betreft dient deze verplicht te worden vergezeld van zijn wettelijke vertegenwoordiger of minstens één van hen indien er meerdere zijn.

De betrokken persoon heeft, vanaf de dag na de poststempel, 6 werkdagen de tijd om schriftelijk verweer in te dienen bij de organisator aangaande de ten laste gelegde feiten. De betrokken persoon stelt duidelijk in het schriftelijke verweer of er een aanwezigheid zal zijn voor de mondelinge verdediging op de vermelde datum en plaats in het schrijven van de organisator. Indien er om een mondelinge verdediging wordt verzocht, dient de betrokkene gehoord te worden in aanwezigheid van minstens de veiligheidsverantwoordelijke en één gemandateerde (bv. de gerechtigde correspondent, Voorzitter, …) van de organisator.

Het verhoor gebeurt achter gesloten deuren. Betrokkene kan echter wel vragen in zijn schriftelijk verweer dat dit publiekelijk verloopt. Dit verzoek kan echter afgewezen worden met het oog op de handhaving van de openbare orde of veiligheid. Het staat betrokken partijen vrij de aanwezigheid van getuigen te vragen.

Op basis van het dossier en het eventuele verweer en/of mondelinge verdediging kan de organisator een burgerrechtelijke uitsluiting opleggen. De betrokken persoon dient van deze beslissing per aangetekend schrijven in kennis te worden gesteld. De organisator licht tevens de KBVB in. De beslissing wordt hem binnen de kortst mogelijke termijn per aangetekend schrijven en per gewone post medegedeeld. Het begeleidend schrijven informeert betrokkene over de mogelijkheid en de wijze waarop beroep kan aangetekend worden tegen de beslissing, inclusief de contactgegevens waarnaar het schrijven moet gericht worden en het rekeningnummer van de KBVB voor het overschrijven van het inschrijvingsrecht.

7.1.2. Beroep

Het beroep moet op straffe van onontvankelijkheid ingediend worden in de vorm voorzien bij Art. 1703 van het Bondsreglement en binnen een termijn van 6 werkdagen – poststempel dienend als bewijs – aanvangend op de eerste werkdag volgend op de poststempel van de aangetekende zending waarbij de beslissing wordt meegedeeld.

De betrokken persoon moet het hoger beroep per aangetekend schrijven met een gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de Commissie Veiligheid van de KBVB.

Het hoger beroep heeft een opschortende werking. Het is enkel ontvankelijk na het betalen van een inschrijvingsrecht van 100,00 EUR binnen de termijn om in hoger beroep te gaan.

In het geval dat de betrokkene in het verzoekschrift om een mondeling verweer heeft verzocht, zullen de betrokken persoon en de organisator binnen de 30 werkdagen, na het ontvangen van het hoger beroep, termijn start de eerste werkdag na de datum van de poststempel van het hoger beroep, opgeroepen en gehoord worden.

De betrokkene kan vragen te worden gehoord, via een afzonderlijk schrijven, zolang de zaak door de commissie veiligheid niet in beraad wordt genomen.

Indien de betrokkene niet vraagt te worden gehoord, kan de zaak worden beslecht op basis van de beschikbare stukken van het dossier.

De beslissing wordt aan beide partijen binnen de kortst mogelijke termijn per aangetekend schrijven en per gewone post medegedeeld. De beslissing vermeldt de mogelijkheid en de wijze waarop evocatieverzoek kan worden ingediend, inclusief de contactgegevens waarnaar het schrijven moet gericht worden en het rekeningnummer van de KBVB.

7.1.3. Evocatie

Het verzoek tot evocatie dient, conform de bepalingen van Art. 1722 van het Bondsreglement, te gebeuren.

De Evocatiecommissie heeft enkel de bijzondere bevoegdheid al dan niet te evoceren. Zij oordeelt niet over de grond van het dossier noch over de feiten. Ze kan enkel evoceren indien een inbreuk op de reglementering of een overtreding van de wet wordt vastgesteld, of een nieuw feit wordt ontdekt dat van aard is de oorspronkelijke beslissing te wijzigen.

Evocatie heeft geen opschortende werking.

Indien het evocatieverzoek ontvankelijk en gegrond wordt verklaard wordt de zaak voor behandeling

verwezen naar de Geschillencommissie Hoger Beroep.

7.2. Het dossier

De organisator stelt zijn dossier samen op basis van de door zijn vastgestelde schendingen van het reglement van inwendige orde. Deze gegevensverzameling kan o.a. gebeuren met behulp van de stewards, het gebruik van camera’s of andere informatiebronnen binnen het legale kader, met inachtneming van de Privacyregelgeving (zie o.a. punt 5 van deze procedure).

Het dossier samengesteld door de organisator kan volgende zaken omvatten:

– identiteitsgegevens van de betrokkene(n);

– datum en plaats waarop en waar de feiten zich voordeden;

– een duidelijke omschrijving van de feiten;

– verwijzing naar het artikel van het reglement van inwendige orde dat werd overtreden;

– aard en omvang van de aangerichte schade;

– bewijsmateriaal (foto’s, beeldmateriaal, verklaringen,…);

– voor zover bekend: recidivegegevens;

– eventueel een verklaring van de betrokken persoon;

– bewijzen van de aangetekende zendingen.

Dit integrale dossier wordt door de organisator aan de KBVB overgemaakt. Inzage in het dossier is mogelijk door de betrokken partijen volgens het art. 1737 van bondsreglement.

8. Duur

Voor wat betreft de waarschuwing (punt 6.1.) blijven de gegevens van de overtreder gedurende 3 jaar na het ingaan van de waarschuwing ( poststempel dienend als startdatum) vermeld op de waarschuwingslijst.

Bij de beoordeling over de duur van de uitsluiting (punt 6.2. en 6.3.) dient rekening te worden gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en eventuele recidive. De duur van de uitsluiting beloopt minimum 3 maanden en maximaal 5 jaar. De organisator zal de periode van de uitsluiting duidelijk omschrijven in het aangetekend schrijven van de beslissing. Hetzelfde geldt voor de KBVB in het geval van een hoger beroep. De uitsluiting kan ten vroegste ingaan na het verstrijken van de termijn voor hoger beroep voor zover er niet in hoger beroep werd gegaan.

Bij burgerrechtelijke uitsluitingen van minimum 2 jaar, kan na het verstrijken van de helft van de duur van de uitsluiting, op voorstel van de organisator, de uitsluiting worden omgezet in een burgerrechtelijke uitsluiting met uitstel wanneer de uitgeslotene voor de resterende periode van de uitsluiting, een alternatieve sanctie aanvaardt. Deze alternatieve sanctie wordt bepaald na overleg tussen de organisator en de betrokken persoon. Deze alternatieve sanctie wordt vastgelegd in een geschreven akkoord tussen beide partijen. Een kopie van het akkoord wordt aan de KBVB overgemaakt.

Bij vaststelling van ofwel het niet respecteren van de alternatieve sanctie ofwel een nieuwe inbreuk te plegen tegen het reglement van inwendige orde door de uitgeslotene wordt een gemotiveerd dossier door de organisator aan de commissie veiligheid van de KBVB overgemaakt. Deze laatste stelt de betrokken persoon bij aangetekend schrijven in kennis van de vaststelling van het niet respecteren van het akkoord en/of de inbreuk op het reglement van inwendige orde. In dit aangetekend schrijven wordt aan de betrokken persoon meegedeeld dat hij 6 werkdagen de tijd heeft om schriftelijk verweer in te dienen – poststempel dienend als bewijs – aanvangend op de eerste werkdag volgend op de poststempel van de aangetekende zending, bij de commissie veiligheid van de KBVB volgens de procedure omschreven in het punt 7.1.2. .

Indien na het schriftelijk verweer en/of na de betrokken persoon gehoord te hebben en de feiten bewezen verklaard zijn, zal, behoudens overmacht in hoofde van de betrokkene, de resterende duur van de burgerrechtelijke uitsluiting met uitstel effectief worden en zal deze automatisch verlengd worden met 2 jaar.

Er kan geen gebruik meer worden gemaakt van een alternatieve sanctie.

9. Afdwingbaarheid –  Recidive
In eerste instantie zal de organisator de nodige maatregelen nemen, binnen het kader van de wetgeving inzake de regels voor het ticketbeheer bij voetbalwedstrijden, zodat er geen tickets worden verkocht aan personen met een stadionverbod.

Indien de uitgeslotene houder is van een abonnement, dan wordt het abonnement bewaard of geblokkeerd door de organisator voor de periode van de burgerrechtelijke uitsluiting.

Het toezicht op de naleving van de uitsluiting gebeurt in de eerste plaats in het stadion zelf. De meest aangewezen vorm van controle is dan ook veeleer reactief, via observatie door de stewards, met behulp van de camera’s, waarvan de gegevens naderhand als bewijsmateriaal kunnen worden benut. Bij betrapping kunnen de stewards de uitgeslotene verzoeken het stadion te verlaten, tenzij daardoor de openbare orde kennelijk zou worden verstoord. Bij verzet of verstoring van de openbare orde kunnen de politiediensten tussen komen, op het ogenblik en op de wijze door hen bepaald. Bij vaststelling van het niet respecteren van de sanctie door de uitgeslotene wordt het gemotiveerde dossier door de organisator aan de commissie veiligheid van de KBVB overgemaakt. Deze laatste stelt de betrokken persoon bij aangetekend schrijven in kennis van de vaststelling van het niet

respecteren van de opgelegde sanctie. In het aangetekend schrijven wordt aan de betrokken persoon meegedeeld dat hij 6 werkdagen de tijd heeft – poststempel dienend als bewijs – aanvangend op de eerste werkdag volgend op de poststempel van de aangetekende zending, om schriftelijk verweer en/of een verzoek tot mondeling verhoor in te dienen bij de commissie veiligheid van KBVB volgens de procedure omschreven in het punt 7.1.2.

Indien betrokkene hierop niet reageert, of na het schriftelijk verweer en/of na de betrokken persoon gehoord te hebben en de feiten bewezen verklaard, zal, behoudens overmacht in hoofde van de betrokkene, de burgerrechtelijke uitsluiting automatisch verlengd worden met 1 jaar.

10. Beheer

Gelet op het nationale karakter van de uitsluiting, staat de overkoepelende sportbond in voor de vlotte informatieoverdracht van, naar en tussen de verschillende organisatoren. De overkoepelende sportbond staat in voor het nationale beheer en de administratie van het uitsluitingssysteem. Zij fungeert als adviseur, aanspreekpunt en informatiekruispunt, zowel voor de organisatoren, de overheid als de politiediensten.

De overkoepelende sportbond maakt een waarschuwings- en een uitsluitingslijst op. De uitsluitingslijst bevat naast de burgerrechtelijke uitsluitingen, ook de administratieve – en

gerechtelijke stadionverboden en de stadionverboden als beveiligingsmaatregel. Iedere week wordt een geactualiseerde versie ter beschikking gesteld. Elke versie draagt een datum en een nummer.

De lijsten worden overgemaakt aan de clubs uit het betaald voetbal en aan de clubs uit de lagere afdelingen indien zij hierom verzoeken en/of over een actief veiligheidsapparaat beschikken op clubniveau (minstens een gemandateerde veiligheidsverantwoordelijke en operationele voetbalstewards).

De persoonsgegevens van de gewaarschuwde(n) en de uitgeslotene(n) worden behandeld overeenkomstig de Privacywet.

Alleen niet op personen herleidbare (statistische) informatie omtrent het gevoerde burgerrechtelijk uitsluitingsbeleid kan openbaar worden gemaakt.

____________________________

(1) (2) Elke wedstrijd, op een grasveld, op een synthetische ondergrond of in een zaal die wordt georganiseerd door een club aangesloten bij de KBVB, ACFF, VV of georganiseerd wordt door de KBVB of de KBVB als co-organisator fungeert.

(3) Omzendbrief OOP 27 quater van 8 juni 1999 tot wijziging van de omzendbrief OOP 27 van 30 juli 1998 betreffende de handhaving van de openbare orde naar aanleiding van voetbalwedstrijden, Belgisch Staatsblad, 24 juli 1999, p. 28016 – 28021

De wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, Belgisch Staatsblad, 3 februari 1999, p. 3042 – 3048 en al zijn wijzigingen en aanpassingen, Belgisch Staatsblad, 31 maart 2003, p. 16003 – 16006.

(4) Art. 6 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, Belgisch Staatsblad, 3 februari 1999, p. 3042 – 3048 en al zijn aanpassingen